Wet van 21 januari 1987 [ter stijving van het fonds voor risico's van zware ongevallen en het fonds voor preventie van zware o
[WET VAN 21 JANUARI 1987 TER STIJVING VAN HET FONDS VOOR RISICO'S VAN ZWARE
ONGEVALLEN EN VAN HET FONDS VOOR PREVENTIE VAN ZWARE ONGEVALLEN.] (B.S. 10.03.1987)
titel gewijzigd bij de wet van 26 mei 2002 (1), art. 2 (B.S. 27.06.2002)
Artikel 1.[wet van 26 mei 2002 (1), art. 3 (B.S. 27.06.2002) - Deze wet is van toepassing op de inrichtingen bedoeld in artikel 3, §1, tweede lid, van het samenwerkingsakkoord, zoals bedoeld onder artikel 2, 1°.
Deze wet is niet van toepassing op de doorvoermagazijnen.]
Art. 2.[wet van 26 mei 2002 (1), art. 4 (B.S. 27.06.2002) - In de zin van deze wet wordt verstaan onder: 1° samenwerkingsakkoord: het samenwerkingsakkoord van 21 juni 1999 tussen de federale Staat, het
Vlaams, het Waals en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn, waarmee instemming werd betuigd bij de wet van 22 mei 2001
2° aanwezigheid van gevaarlijke stoffen, inrichting, nieuwe inrichting, installatie, exploitant, gevaarlijke
stoffen: dezelfde definities als deze bedoeld in de artikelen 3 en 4 van het samenwerkingsakkoord.
3° doorvoermagazijn: een magazijn dat gelijktijdig voldoet aan de volgende voorwaarden:
- het magazijn is uitsluitend bestemd voor het tijdelijk opslaan van verpakte goederen;
- het magazijn bevindt zich buiten de inrichting waar deze goederen worden geproduceerd of
- in het magazijn worden geen andere activiteiten uitgevoerd dan deze die verband houden met
het vervoer en het opslaan van de goederen;
- de exploitant moet aan de hand van documenten aantonen dat de tijdelijke opslag deel uitmaakt
van de globale transportketen van de goederen.
4° drempelwaarde: de waarden vermeld in de 3de kolom van de delen 1 en 2 van de bijlage I van het
samenwerkingsakkoord.] Art. 3 t.e.m. 6. […] opgeheven bij wet van 26 mei 2002, art. 7 (B.S. 27.06.2002) Art. 7, §1 en §2 opgeheven bij wet van 26 mei 2002, art. 7 (B.S. 27.06.2002) ocumentatie [wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen, art.207 (B.S. 09.01.1991) -
1° [[wet van 26 juni 1992 houdende sociale en diverse bepalingen, art.159 (B.S. 30.06.1992) - Om
de bestuurs-, werkings-, studie-, en investeringskosten te dekken welke opgelopen zijn voor de Civiele Bescherming, alsook om de kosten van de preventie-opdrachten te dekken aangegaan in toepassing van deze wet door de Ministers die de Tewerkstelling en de Arbeid en het Leefmilieu in hun bevoegdheid hebben, wordt een heffing geheven [per inrichting]. [De heffing is verschuldigd
door de exploitant].]] ( )
aldus gewijzigd bij wet van 26 mei 2002 (1), art. 5,1° en 2° (B.S. 27.06.2002)
Voor de toepassing van deze bepalingen wordt [iedere inrichting] ingedeeld volgens de stoffen
karakteristieken en de procesparameters [van de installaties die deel uitmaken van de inrichting] in één van de volgende categorieën:
aldus gewijzigd bij wet van 26 mei 2002 (1), art. 5, 3° (B.S. 27.06.2002)
irectie van de Civiele Veiligheid
1 Deze heffing treedt in werking vanaf belastingjaar 1993 (art. 160 van de wet van 26 juni 1992).
FOD Binnenlandse Zaken Algemene D [Wet van 26 mei 2002, art. 5, 4° (B.S. 27.06.2002) - De brand- en explosie-index F wordt als volgt
berekend: F = MF x (1 + GPHtot)x (1 + SPHtot) Waarin: MF de materiaalfactor is, een maatstaf voor de potentiële energie van de betrokken gevaarlijke stoffen, die bepaald wordt aan de hand van criteria die een maat zijn voor de brandbaarheid en de reactiviteit, zoals de grootte van het vlampunt, de adiabatische ontbindingstemperatuur en de testresultaten van calorimetrische proeven; GPHtot een maatstaf is voor de gevaren verbonden aan het gebruikte procédé, volgens de aard en karakteristieken ervan, zoals deze beschreven moeten worden in het veiligheidsrapport waarvan de inhoud is vastgelegd in de bijlage II van het samenwerkingsakkoord; SPHtot een maatstaf is voor de gevaren eigen aan de betrokken installatie, volgens de werkingsvoorwaarden, de aard en de omvang van de installaties, die bepaald wordt aan de hand van criteria die verband houden met: - de
- het al of niet werken beneden atmosferische druk of in de nabijheid van het explosiegevaarlijk
- de hoeveelheid brandbare stoffen die in de installatie aanwezig zijn; - de mate van corrosie van de gebruikte materialen; - de mate waarin lekken kunnen voorkomen.] [Wet van 26 mei 2002, art. 5, 5° (B.S. 27.06.2002) - De toxiciteitsindex T wordt als volgt berekend:
Waarin: TF de toxiciteitsfactor is, een maatstaf voor de potentiële giftigheid van de betrokken gevaarlijke stoffen, die bepaald wordt aan de hand van criteria die een maat zijn voor de giftigheid, zoals de
ocumentatie
grootte van de LD50- en LC50- waarden en de maximum toegelaten concentraties op de werkplaats;
GPHtot en SPHtot dezelfde waarden hebben die gelden voor de berekening van de brand- en explosie- index, zoals bedoeld in het voorgaande lid.]
Wanneer meerdere producten in de [inrichting] betrokken zijn moet de berekening per product en
per installatie gebeuren. Voor iedere verkregen waarde wordt de hoogste waarde in aanmerking genomen.
De Koning bepaalt de modaliteiten en de procedure van vaststelling van de indexwaarden.
De Minister van Tewerkstelling en Arbeid ziet erop toe dat de inrichtingen in één van de in het
tweede lid bedoelde categorieën ingedeeld worden. Ingeval de [inrichting], na berekening van de brand- en explosie-index en de toxiciteitsindex voor een verschillende categorie in aanmerking komt, is de hoogste categorie van toepassing. irectie van de Civiele Veiligheid
Voor de aldus ingedeelde [inrichtingen] wordt het bedrag van de heffing als volgt vastgesteld:
Aldus gewijzigd bij wet van 26 mei 2002, art. 5, 6° (B.S. 27.06.2002)
FOD Binnenlandse Zaken Algemene D
- categorie II: 1.000.000 frank; - [[categorie III: 2.400.000 frank.]](1)
aldus gewijzigd bij wet van 26 juni 1992 houdende sociale en diverse bepalingen, art. 159 (B.S. 30.06.1992)
Die bedragen worden gekoppeld aan de schommelingen van het indexcijfer der consumptieprijzen,
zoals bedoeld inde wet van 2 augustus 1971, houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de Openbare Schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening moet worden gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld; daartoe worden de bedragen gekoppeld aan de spilindex 240, 77.
[Wet van 26 mei 2002, art. 5, 7° (B.S. 27.06.2002) - Indien de inrichting samengesteld is uit
meerdere afzonderlijke installaties, waarin op zichzelf de drempelwaarden inzake aanwezigheid van gevaarlijke stoffen worden overschreden, dan geschiedt de berekening per installatie en is de heffing per installatie verschuldigd. Wanneer meerdere installaties binnen een inrichting deel uitmaken van een geïntegreerde productie- eenheid, dan worden deze installaties in het kader van de toepassing van deze wet, beschouwd als één enkele installatie.]
2° [[Wet van 6 augustus 1993 houdende sociale en diverse bepalingen, art. 70 (B.S.09.08.1993) - De opbrengst van de heffing is bestemd voor: a) een "Fonds voor de preventie van zware ongevallen" voorzien in de begroting van het Ministerie
van Tewerkstelling en Arbeid ten belope van 60.000.000 frank, bestemd om de kosten van de preventieopdrachten te dekken;
b) een "Fonds voor risico's van zware ongevallen" voorzien in de begroting van het Ministerie van
Binnenlandse Zaken, ten belope van het saldo, bestemd om de bestuurs-, werkings-, studie-, en investeringskosten te dekken die opgelopen zijn voor de Civiele Bescherming.
De beide voormelde Fondsen vormen begrotingsfondsen in de zin van artikel 45 van de wetten op
de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991. De Koning kan het bedrag van 60.000.000 frank bij een in Ministerraad overlegd besluit aanpassen.]] 3° De heffing is verschuldigd vanaf het belastingjaar 1991. ocumentatie
De heffing wordt vastgesteld op basis van de toestand tijdens het voorafgaande jaar.
De heffingsaanslag geschiedt eenmaal per jaar, in de loop van de maand maart.
[Wet van 26 mei 2002, art. 6 (B.S. 27.06.2002) – Voor het aanslagjaar 2002 geschiedt de heffing in
de maand oktober 2002 voor de in artikel 1 bedoelde inrichtingen die daaraan voor de eerste maal onderworpen zijn.]
De Koning wijst de ambtenaren aan van het Ministerie van Binnenlandse Zaken die belast zijn met
inning en de invordering van de heffing en met de controle op de naleving van de verplichtingen inzake heffing. 4° De Koning bepaalt de wijze van betaling van de heffing.
Van het bedrag van de heffing wordt kennis gegeven bij een ter post aangetekend schrijven en de
betaling wordt gedaan binnen de twee maande na de heffingsaanslag.
irectie van de Civiele Veiligheid
Binnen een termijn van dertig dagen na de kennisgeving, kan de heffingsplichtige per aangetekend
schrijven een beroep instellen bij de Minister van Binnenlandse Zaken, die binnen dertig dagen uitspraak doet. Bij met redenen omkleed aangetekend schrijven, gericht aan de heffingsplichtige, kan
FOD Binnenlandse Zaken Algemene D
de Minister van Binnenlandse Zaken die termijn eenmalig verlengen met een periode van dertig
dagen. Wanneer na het verstrijken van de in §4, tweede lid bedoelde termijn, de Minister van Binnenlandse Zaken geen uitspraak gedaan heeft, wordt het beroep van de heffingsplichtige als ingewilligd beschouwd. 5° Elke heffingsplichtige die de heffing binnen de wettelijke termijn, is gehouden een administratieve geldboete te betalen die gelijk is aan de helft van de aanslag.
De ambtenaren bedoeld in 2 bis, 3°, vierde lid, kunnen de administratieve geldboete toepassen
voor iedere overtreding van de bepalingen van dit artikel, evenals van de ter uitvoering ervan genomen besluiten.
Zij vaardigen een dwangbevel uit. De betekening ervan gebeurt bij gerechtsdeurwaardersexploot.
Op dwangbevel zijn de bepalingen van het vijfde deel van het Gerechtelijk Wetboek van toepassing.
[De Minister van Binnenlandse Zaken doet uitspraak over de verzoekschriften die de kwijtschelding
van de geldboeten tot onderwerp hebben]
aldus gewijzigd bij wet van 29 december 1990, art. 207 (B.S. 09.01.1991)
Art. 8 tot en met 18. […] Opgeheven bij wet van 26 mei 2002, art. 7 (B.S. 27.06.2002) Art. 19 en 20. […] Opgeheven bij programma wet van 22 december 1989, art. 232 (B.S. 30.12.1989) ocumentatie – D irectie van de Civiele Veiligheid FOD Binnenlandse Zaken Algemene D Bijlage I Industriële installaties in de zin van artikel 2
1. [Installaties voor de produktie, verwerking of behandeling van organische of anorganische
chemicaliën waarbij onder andere gebruik wordt gemaakt van :]
Aldus gewijzigd bij het K.B. van 1 oktober 1987, art. 1, bijlage, 1, a) (B.S. 07.11.1987)1
- alkylering; - aminering met ammoniak; - carbonylering; - condensatie; - dehydrogenering; - verestering; - halogenering en fabricage van halogenen; - hydrogenering; - hydrolyse; - oxydatie; - polymerisatie; - sulfonering; - ontzwaveling, synthese en omzetting van zwavelhoudende verbindingen; - nitrering en synthese van stikstofhoudende verbindingen;
1K.B. van 1 oktober 1987: Artikel 1. De bijlagen I, II en III van de wet van 21 januari 1987 inzake de risico’s van zware ongevallen bij bepaalde industriële activiteiten worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.
Artikel 2. § 1. Wat de bestaande industriële activiteiten betreft die ingevolge artikel 1 voor het eerst onderworpen worden aan de bepalingen van de wet van 21 januari 1987 inzake de risico’s van zware ongevallen bij bepaalde industriële activiteiten moet de kennisgeving in artikel 4 en 5 van de wet uiterlijk op 24 maart 1992 worden voorgelegd aan de Minister tot wiens bevoegdheid het Leefmilieu ocumentatie
§ 2 . De fabrikant verantwoordelijk voor een in § 1 bedoelde activiteit moet nochtans uiterlijk op
24 maart 1989 aan de Minister tot wiens bevoegdheid het Leefmilieu behoort een verklaring voorleggen, waarin zijn vermeld:
- de naam of de firmanaam met volledig adres; - de plaats van vestiging met volledig adres; - de naam van de verantwoordelijke directeur; - de aard van de activiteit; - de aard van de produktie of opslag; - een opgave van de stoffen of categorie stoffen vermeld in de bijlagen II of III bij de wet van 21
- synthese van fosforhoudende verbindingen; - de formulering van bestrijdingsmiddelen en farmaceutische produkten;
irectie van de Civiele Veiligheid […] opgeheven bij K.B. van 1 oktober 1987, bijlage 1 b) (B.S. 07.11.1987) FOD Binnenlandse Zaken Algemene D
- extractie; - solvatatie; - menging; 2. Installaties bestemd voor de distillatie, raffinage of enige ander wijze van verwerking van aardolie
3. Installaties bestemd voor de gehele of gedeeltelijke verwijdering van vaste stoffen of vloeistoffen
4. [K.B. van 1 oktober 1987, art. 1, bijlage, 1, c) (B.S. 07.11.1987) - In-stallaties voor de produktie,
verwerking of behandeling van energiegassen, bijvoorbeeld LPG, vloeibaar aardgas en synthetisch aardgas.]
5. Installaties voor de droge distillatie van steenkool en bruinkool. 6. Installaties voor de produktie van metalen of niet-metalen langs natte wegen of door middel van
ocumentatie – D irectie van de Civiele Veiligheid FOD Binnenlandse Zaken Algemene D Bijlage II [vervangen door K.B. van 16 mei 1990, art. 2, 1°, bijlage A (B.S. 08.06.1990)3 (err. B.S.
20.05.1992) - Opslag met uitzondering van de opslag van niet in bijlage III vermelde stoffen die tot een in bijlage I genoemde installatie behoort.
Deze bijlage is van toepassing op de opslag van gevaarlijke stoffen en/of preparaten op iedere
plaats, in iedere installatie en ieder gebouw, op ieder terrein, hetzij afzonderlijk, hetzij in een inrichting, zijnde een locatie die voor opslag dient, behalve wanneer de opslag tot een in bijlage I genoemde installatie behoort en de betrokken stoffen in bijlage III zijn vermeld. De hierna in deel I en deel II vermelde hoeveelheden gelden per opslagplaats of per groep opslagplaatsen van een zelfde fabrikant, wanneer de afstand tussen de opslagplaatsen niet groot genoeg is om in voorzienbare omstandigheden te vermijden dat de risico's van zware ongevallen groter worden. In elk geval gelden deze hoeveelheden per groep opslagplaatsen van een zelfde fabrikant, indien de afstand tussen de opslagplaatsen minder dan 500 meter bedraagt.
De in aanmerking te nemen hoeveelheden zijn de maximale hoeveelheden die op een willekeurig
tijdstip zijn of kunnen zijn opgeslagen.
3 K.B. van 16 mei 1990: Artikel 1. Artikel 7, § 2, 2° van de wet van 21 januari 1987 inzake de risico’s van zware ongevallen bij bepaalde industriële activiteiten wordt vervangen door de volgende bepaling: “…” Art. 3. § 1. Wat de bestaande industriële activiteiten betreft die in toepassing van de bijlage A bij dit besluit voor het eerst onderworpen worden aan de bepalingen van de in artikel 1 bedoelde wet, moet de kennisgeving in artikel 4 en 5 van de wet uiterlijk op 1 juni 1994 worden voorgelegd aan de Minister tot wiens bevoegdheid het Leefmilieu behoort.
§ 2 . De fabrikant verantwoordelijk voor een in § 1 bedoelde activiteit moet nochtans uiterlijk op 1 juni 1991
aan de Minister tot wiens bevoegdheid het Leefmilieu behoort een verklaring voorleggen, waarin zijn vermeld:
- de naam of de firmanaam met volledig adres;
- de plaats van vestiging met volledig adres; - de naam van de verantwoordelijke directeur; - de aard van de activiteit; - de aard van de produktie of opslag; - een opgave van de stoffen of categorie stoffen, vermeld in de bijlagen II of III van de in artikel 1 bedoelde
ocumentatie Ingedeelde stoffen
Indien een in deel I opgenomen stof (of groep stoffen) ook onder een categorie van deel II valt,
dient de in deel I aangegeven hoeveelheid te worden aangehouden. Stoffen of groepen van stoffen Hoeveelheid (in ton) ≥ irectie van de Civiele Veiligheid FOD Binnenlandse Zaken Algemene D
(1) Dit geldt voor ammoniumnitraat en mengsels van ammoniumnitraat waarvan het stikstofgehalte afkomstig van het ammoniumnitraat hoger is dan 28 gewichtspercenten, en voor oplossingen van ammoniumnitraat in water met een concentratie ammoniumnitraat die hoger is dan 90 gewichtspercenten. (2) Dit geldt voor enkelvoudige ammoniumnitraatkunstmeststoffen die voldoen aan Richtlijn 80/876/EEG en samengestelde kunstmeststoffen waarin het stikstofgehalte afkomstig van het ammoniumnitraat hoger is dan 28 gewichtspercenten (samengestelde kunstmeststoffen bevatten ammoniumnitraat en fosfaat en/of kaliumcarbonaat).
Stoffen en preparaten die niet uitdrukkelijk in DEEL I zijn genoemd
De hoeveelheden van de verschillende stoffen en preparaten uit een zelfde categorie zijn cumulatief(1). De rubrieken 2, 3 en 4 bevatten meerdere categorieën. De hoeveelheden van alle stoffen en preparaten van de onder éénzelfde rubriek gespecifieerde categorie[en worden bij elkaar opgeteld.(2)
Categorie stoffen en preparaten Hoeveelheid (in ton) ≥
1. Stoffen en preparaten die als "zeer giftig"
ocumentatie
2. Stoffen en preparaten die als "zeer giftig",
"giftig"(), "oxyderend" of "ontplofbaar" zijn
3. Gasvormige stoffen en preparaten - met inbegrip
van die in vloeibare vorm - die bij normale druk in
de gasfase verkeren en als "licht ontvlambaar"
4. Stoffen en preparaten (met uitzondering van gas-
vormige stoffen en preparaten die onder rubriek 3
vallen) die als " licht ontvlambaar" of "zeer licht
irectie van de Civiele Veiligheid
(1) Het artikel 723bis van het Algemeen reglement voor Arbeidsbescherming stelt vast:
preparaten zijn mengsels of oplossingen die bestaan uit twee of meerdere stoffen;
de indicatieve criteria voor de indeling van stoffen en preparaten per gevarencategorie;
FOD Binnenlandse Zaken Algemene D
(2) Wanneer de “giftige” stoffen en preparaten in een dusdanige toestand verkeren dat zij eigenschappen bezitten
die een risico van zware ongevallen met zich brengen.
Bijlage III Lijst van stoffen voor de toepassing van artikel 2
[K.B. van 1 oktober 1987, bijlage 3. (B.S.07.11.1987) (err. B.S. 18.01.1989)]
Onderstaande hoeveelheden gelden per installatie of per groep installaties van een zelfde fabrikant
wanneer de afstand tussen de installaties niet groot genoeg is om in voorzienbare omstandigheden te vermijden dat de risico's van zware ongevallen groter worden. In elk geval gelden deze hoeveelheden per groep installaties van een zelfde fabrikant indien de afstand tussen de installaties minder dan ongeveer 500 meter bedraagt. Benaming Hoeveelheid (>) C.A.S.-nr. EEG-nr.1
6. Beryllium(poeder en/of verbindingen) 10kg
9. 2,3,7,8- Tetrachloro- dibenzo-p-dioxine
ocumentatie
1 N.B. : De E.E.G. nummers stemmen overeen met die van die van de richtlijn 67/548/E.E.G., de wijziging inbegrepen (voetnoot van bijlage 3 in Belgisch Staatsblad)
irectie van de Civiele Veiligheid FOD Binnenlandse Zaken Algemene D Benaming Hoeveelheid (>) C.A.S.-nr. EEG-nr.1
carbamoylchloride 14. N-Chloorformyl- 1kg
15. Kooloxychloride [750 kg] 75-44-5
aldus gewijzigd bij K.B. van 1 oktober 1987, art. 1, bijlage 3, b en c) (B.S. 07.11.1987)
ocumentatie irectie van de Civiele Veiligheid FOD Binnenlandse Zaken Algemene D Benaming Hoeveelheid (>) C.A.S.-nr. EEG-nr.1
(Monobroommethaan) 36. Methylisocyanaat [150 kg] 624-83-9 615-001-00-7
aldus gewijzigd bij K.B. van 1 oktober 1987, art. 1, bijlage 3, d) (B.S. 07.11.1987)
ocumentatie
sulfinylmethyl) thiofosfaat 54. 0,0 Diethyl -S- (ethyl- 100 kg
irectie van de Civiele Veiligheid FOD Binnenlandse Zaken Algemene D Benaming Hoeveelheid (>) C.A.S.-nr. EEG-nr.1
(isopropylthiomethyl) dithiofosfaat 60.
methyl- 1,3 dithiolan-2- yl)methyleen) imino)-N-
ocumentatie irectie van de Civiele Veiligheid
79. 4-Fluorboterzure esters 1 kg 80. 4-Fluorboterzuuramides 1 kg
FOD Binnenlandse Zaken Algemene D Benaming Hoeveelheid (>) C.A.S.-nr. EEG-nr.1
84. 4-Fluorcrotonzuur- 1 kg amides 85. Monofluorazijnzuur 1 kg
86. Monofluorazijnzure 1 kg zouten 87. Monofluorazijnzure 1 kg esters 88. Monofluorazijnzuur- 1 kg amides 89. Fluenetil
90. 4-Fluor-2-hydroxy- 1 kg boterzuur 91. 4-Fluor-2-hydroxy- 1 kg boterzure zouten 92. 4-Fluor-2-hydroxy- 1 kg boterzure esters
93. 4-Fluor-2-hydroxy- 1 kg boterzuuramides 94. Fluorwaterstof
ocumentatie
(Glycolzuurnitril) 96. 1,2,3,7,8,9- Hexa- 100 kg
triamide 99. Juglon (5-hydroxy-1, 100 kg
irectie van de Civiele Veiligheid FOD Binnenlandse Zaken Algemene D
Benaming Hoeveelheid (>) C.A.S.-nr. EEG-nr.1
[118. Kobaltmetaal,
-oxiden,- carbonaten -sulfiden, in de vorm van poeder
ocumentatie
-oxiden,- carbonaten -sulfiden, in de vorm van poeder]
aldus gewijzigd bij K.B. van 1 oktober 1987, art. 1, bijlage 3, e en f) (B.S. 07.11.1987)
sulfenylchloride 123. 1,2- Dibroomethaan
irectie van de Civiele Veiligheid FOD Binnenlandse Zaken Algemene D Benaming Hoeveelheid (>) C.A.S.-nr. EEG-nr.1
stoffen in de zin van bijage II(2) 126. Diazodinitrofenol
samino-guanyl-1- tetrazeen 130. Hexanitrodifenyl-
ocumentatie
thylnitramine 141. 2,4,6- Trinitrofenol
irectie van de Civiele Veiligheid
[146. (a)Ammonium- FOD Binnenlandse Zaken Algemene D Benaming Hoeveelheid (>) C.A.S.-nr. EEG-nr.1
nitraatkunstmest(b)]
aldus gewijzigd bij K.B. van 1 oktober 1987, art. 1, bijlage 3, gf) (B.S. 07.11.1987)
147. Nitrocellulose
aldus gewijzigd bij K.B. van 1 oktober 1987, art. 1, bijlage 3, h) (B.S. 07.11.1987)
vloeistof verdicht gas) 150. Ontvlambare
acetaat (concentratie ³ 70 %) 153 t. Butylperoxy-
iso-butyraat (concentratie ³ 80 %) 154 t. Butylperoxy-
ocumentatie
(concentratie ³ 90 %) 157. 2,2-Bis-(t. Butyl-
peroxy) butaan (con- centratie ³ 70 %) 158. 1,1-Bis-(t. Butyl-
peroxy) Cyclohexaan (concentratie ³ 80 %) 159.
irectie van de Civiele Veiligheid FOD Binnenlandse Zaken Algemene D Benaming Hoeveelheid (>) C.A.S.-nr. EEG-nr.1
dicarbonaat (concentratie ³ 80 %) 162.
methyl 1,2,4,5- tetroxacyclononaan (concentratie ³ 75 %) 163.
ketonperoxyde (concentratie ³ 60 %) 165.
ocumentatie irectie van de Civiele Veiligheid
[179. Vloeibaar zuurstof 2000 FOD Binnenlandse Zaken Algemene D Benaming Hoeveelheid (>) C.A.S.-nr. EEG-nr.1
7446-11-9]
aldus gewijzigd bij K.B. van 1 oktober 1987, art. 1, bijlage 3, i) (B.S. 07.11.1987)
Bijlage IV Lijst van over te maken inlichtingen in uitvoering van artikel 10, § 4, 3°
Rapport over het zware ongeval
Lid-Staat: Instantie belast met het rapport: Adres: 1. Algemene gegevens:
2. Type zwaar ongeval:
3. Beschrijving van de omstandigheden waaronder het zware ongeval heeft plaatsgevonden .
4. Getroffen noodmaatregelen. 5. Oorza(a)k(en) van het zware ongeval: . ocumentatie
Informatie wordt zo spoedig mogelijk verstrekt: _
6. Aard en omvang van de schade
irectie van de Civiele Veiligheid FOD Binnenlandse Zaken Algemene D
- Blootgestelde personen: . - Materiële schade: _ - Gevaar nog aanwezig: _ - Geen gevaar meer: _ 7. Maatregelen op middellange en lange termijn en vooral maatregelen om te voorkomen dat soortgelijke zware ongevallen zich opnieuw zullen voordoen (mede te delen naarmate er gegevens beschikbaar komen). [Bijlage V - K.B. van 16 mei 1990, art. 2, 2°, bijlage B (B.S. 08.06.1990) - Gegevens die krachtens artikel 7, § 2, 2° moeten worden verstrekt.
a) De naam van het bedrijf en de locatie. b) De identiteit van de persoon die de informatie verstrekt te specificiëren aan de hand van zijn
c) Een bevestiging van het feit dat de regelingen en/of bestuursrechtelijke bepalingen ter uitvoering
van de wet op de locatie van toepassing zijn en dat de in de artikelen 4 en 5 van de wet bedoelde kennisgeving, of in ieder geval de verklaringen die de fabrikant desgevallend voorafgaandelijk aan de kennisgeving moet voorleggen, bij de bevoegde instantie zijn ingediend.
d) Een uitleg in eenvoudige bewoordingen van de op de locatie uitgevoerde activiteit.
e) De gangbare benamingen of, in het geval van opslag die onder deel II van bijlage II van de wet
valt, de generische benamingen of algemene indeling in gevarenklassen van de stoffen en preparaten die op de locatie aanwezig zijn en een rol kunnen spelen bij het ontstaan van een zwaar ongeval alsmede een aanduiding van de voornaamste gevaarlijke eigenschappen ervan.
ocumentatie
f) Algemene informatie over de aard van de mogelijke zware ongevallen, inclusief de potentiële
g) Adequate informatie over de wijze waarop de personen die getroffen kunnen worden door een
zwaar ongeval gewaarschuwd en op de hoogte gehouden worden.
h) Adequate informatie over de door de personen die getroffen kunnen worden door een zwaar
ongeval te treffen maatregelen en te volgen gedragslijn.
i) Een bevestiging van het feit dat het bedrijf gehouden is de nodige contacten te leggen met de
interventiediensten, ten einde ongevallen het hoofd te bieden en de gevolgen ervan zo gering mogelijk te houden.
j) Een verwijzing naar het externe noodplan dat is opgesteld om eventuele buiten de locatie
merkbare gevolgen van een zwaar ongeval te bestrijden. Hierin moet de aanbeveling zijn opgenomen om bij een ongeval in te gaan op iedere aanwijzing en ieder verzoek van de
irectie van de Civiele Veiligheid
k) Gedetailleerde gegevens over de wijze waarop, met inachtneming van de wettelijke en
reglementaire bepalingen inzake vertrouwelijkheid nadere informatie kan worden verkregen.] FOD Binnenlandse Zaken Algemene D
Articles Elena Kostadinova* 1. Introduction Summary: Segmentation has been a central fundamental to traditional marketing for concept in marketing theory and practice decades. It is believed that these three for decades. Since F.B. Evans` controversial activities, performed in that order, describe article "Psychological and objective factors the content of strategic marketing
Fujifilm Sericol Plastisol Flow Thinner ZE591AUSTelephone: +61 2 9466 2600Emergency Tel: +61 1800 039 008Emergency Tel: +61 3 9573 3112Fax: +61 2 9938 1975HAZARDOUS SUBSTANCE. NON-DANGEROUS GOODS. According to NOHSC Crite ria, and ADG Code . ■ Irritating to eyes respiratory system and skin. ■ Keep container in a well ventilated place. ■ May cause SENSITISATION by s